Nieuwe pijlervoorzitter onderzoeksbeleid Hester den Ruijter

“Hoe zorgen we dat in steeds grotere consortia ook nét even andersdenkende onderzoekers hun onmisbare bijdrage kunnen leveren?”

Click here to read this interview in English.

Deze maand start professor Hester den Ruijter, bekend om haar onderzoek naar hart- en vaatziekten bij vrouwen, als de nieuwe pijlervoorzitter onderzoeksbeleid. Wie is zij, wat zijn haar eerste indrukken en wat is ze van plan? "Eén miljard in tien jaar en forse reductie ziektelast: een grote opdracht. Daar houd ik wel van!"

Hart- en vaatziekten waren zeker niet de meisjesdroom van Hester den Ruijter, professor hart- en vaatziekten bij vrouwen aan het UMCU en samen met Eric Boerstra onderzoeksleider van DCVA-consortium IMPRESS. Ze wilde dierenarts worden en iets met zwerfhonden doen.

Ze studeerde voedingstoxicologie in Wageningen en raakte via haar promotieonderzoek naar voeding en ritmestoornissen in hart- en vaatziekten geïnteresseerd. Als "echte labrat", haar eigen woorden, ging ze terug naar de collegebanken om een master epidemiologie te halen, zodat ze beter met klinisch onderzoekers kon sparren.

Tegelijkertijd deed ze onderzoek naar een oplossing tegen slagaderverkalking, vooral die van een variant die bij vrouwen veel voorkomt. Een samenvatting van deze zeer gevarieerde carrière tot nu toe? "Ik ben een enorme generalist. Ik vind bijna alles leuk." In haar vrije tijd loopt ze hard en steekt ze zoveel mogelijk energie in haar gezin met Michiel en kinderen Joen en Linde. "En Roemeense zwerfhond Felix. Dus ook met die meisjesdroom kwam het goed."

Wat zijn je eerste indrukken?
"Daarvoor is het nog wat vroeg. Ik ben tot nu toe alleen als onderzoeksleider van een DCVA-consortium actief en dus een relatieve nieuwkomer, al ken ik een aantal DCVA-actievelingen zoals Folkert Asselbergs en Leon de Windt goed. Ik ben nog aan het inwerken en rondkijken en helemaal niet van het meteen roepen dat er van alles anders moet."

Wat heb je als onderzoeker met onderzoeksbeleid?
"Ik ben altijd nieuwsgierig geweest naar de manier waarop we onderzoek organiseren, financieren en beoordelen. De beleidskeuzes die we maken hebben grote invloed op wat er wordt onderzocht, door wie en hoe. Ik heb bij de Jonge Akademie van KNAW gezeten als vicevoorzitter onderzoeksbeleid en in het UMC Utrecht als voorzitter van de commissie alternatieve carrièrepaden, waarin we met erkennen en waarderen bezig waren. Behoorlijk wat ervaring met onderzoeksbeleid dus, maar nog niet bij de DCVA."

Welke visie heb je op dit moment op onderzoeksbeleid?
"Ik heb een warm hart voor de ideeën die bij veel jonge onderzoekers leven om onderzoek anders te waarderen, met een betere balans tussen meer klassieke benadering vanuit het aantal publicaties en het naar voren halen van toegepast onderzoek dat minder vanzelfsprekend aandacht krijgt maar wel belangrijk is, zoals verpleegkundig onderzoek. Tegelijkertijd moeten we daarmee zeker niet het klassieke, door nieuwsgierigheid gedreven onderzoek kwijtraken. We teren nu heel erg op kennis van afgelopen decennia. Goed dat we met valorisatie en implementatie bezig zijn, maar we moeten ook aan de vooruitgang van de wetenschap blijven werken op nieuwe terreinen."

Hoe zit dat met je eigen onderzoek, als onderzoeksleider van het consortium IMPRESS?
"Mijn onderzoek zit, vast niet verrassend, precies tussen het fundamentele en het toegepaste in. We proberen zoveel mogelijk nieuwe kennis over relevante verschillen tussen mannen en vrouwen bij hart- en vaatziekten te ontdekken en tegelijkertijd die kennis ook breed te verspreiden en toegepast te krijgen. Zo zijn we bezig met het voorbereiden van een patent van een biomarker voor slagaderverkalking. Ik vind het erg belangrijk om van al die kanten van onderzoek de waarde en de onderlinge afhankelijkheid in te zien."

Wat betekent jouw visie voor het onderzoeksbeleid van de DCVA?
"Daar wil ik natuurlijk eerst met de DCVA-partners over in gesprek, maar ik gezien de brede missie van de DCVA om een stevige vermindering van de ziektelast door hart- en vaatziekten te bereiken, dat we de hele keten van fundamenteel onderzoek tot toepassing in de praktijk stimuleren. De DCVA gaat over samenwerking, dat is de meerwaarde. Ik maak me wel eens zorgen over de groepsomvang. Consortia, ik ben zelf net kwartiermaker geweest, worden steeds groter. Het gevaar bestaat dat er steeds meer een mening van de massa ontstaat, terwijl je ook dwarsdenkers nodig hebt. Allemaal achter hetzelfde idee aan, hoe goed ook, vind ik niet zo spannend. Dus hoe zorgen we dat we binnen die grote groepen ook kleine groepen houden, die rigoureus een andere kant op durven te gaan of invalshoek kiezen? Grote teams zijn belangrijk bij de ontwikkeling van innovaties, maar aan de basis staan die kleinere teams die in die zin meer disruptief kunnen denken."

En wat erkennen en waarderen betreft?
“Het mag wat vriendelijker van mij. Het is bijna een luxeprobleem: we hebben zo waanzinnig veel goede wetenschappers. Ik zie dat bijvoorbeeld als ik bij de Hartstichting help om aanvragen voor persoonlijke beurzen te beoordelen. We wijzen meestal niet af omdat het voorstel niet goed is, maar omdat het budget beperkt is en we moeten kiezen. Over de beste tien procent zijn we het bijna altijd meteen eens, maar er is een grote ‘middenmoot’ die bijna net zo goed is. Je praat dan over het verschil van tienden dus bijvoorbeeld tussen een 5 en een 4,9 in de beoordeling. Is dat verschil nog wel significant als je het hebt over welk voorstel beter is? Voor die groep zou ik liever loten. Dat je niet hoeft te zeggen dat iemand nét niet goed genoeg is, maar dat iemand helaas is uitgeloot. Zo'n afwijzing doet zoveel met je carrière en je motivatie. Terwijl we eigenlijk willen zeggen: nu even geen geld van ons, maar ga vooral zo door!"

En persoonlijk?
"Ik heb de afgelopen tien jaar hard gebouwd aan mijn eigen onderzoekslijn, ik heb een groot en divers netwerk en ben altijd creatief geweest hoe daar mee om te gaan. Niet alleen financiering van fondsen en de overheid, maar ook samenwerken met een grote multinational om in winkels campagnes te doen om de bloeddruk te meten. Ik heb voor een zorgverzekeraar nog wel eens in een groot, harig blauw knuffelhart rondgelopen om geld op te halen voor een klinische studie. Voor mij is niks te dol. Of, laat ik het zo zeggen: ik vind het leuk om dingen voor elkaar te krijgen buiten de gebaande paden."